huiskomen | Mensen | Beelden | Contact | Zoom
Een oud-koloniaal Robert De Vetter |
Heb jij nog zilverpapier gespaard voor de negerkes? Nee, ik wel én ik vond dat een verdomd lekker engagement. Hoe meer zilverpapier, hoe meer appreciatie ik kreeg van zuster Huberta, mijn onderwijzeres in de tweede klas. Gezond snoepen moest in die dagen nog uitgevonden worden. Zuster Huberta had een broer-missionaris in de Kongo. Iedere keer ze vertelde over de belevenissen van haar broer hingen we massaal aan haar lippen. Legendarische verhalen die onze fantasie op hol deden slaan. Ieder verhaal werd steevast vertaald in een tekening met hutjes, negerkes, leeuwen, slangen en krokodillen met de pater in de hoofdrol… |
Jeugd | ||
Robert is geboren en getogen in Melle. Zijn ouders waren gewone werkmensen. Zijn vader was voerman bij UCO en zijn moeder textielarbeidster in ‘De Lies’. Tot zijn zes is hij opgevoed bij zijn grootouders op een boerenhof. Toen hij naar huis kwam, is moeder gestopt met werken en verhuisden ze naar een klein boerderijtje waar ze een koe en een paar varkens hielden. Hij herinnert zich nog heel goed hoe zijn broer iedere morgen om vijf uur zijn bed uit moest om ‘de kant te gaan wieden’ zoals ze dat zeiden in Melle. Tot zeven uur moest hij de koe laten grazen, langs de kant van de wegen. De moeilijkste periode in zijn jeugd was ongetwijfeld de oorlog. Robert was twaalf toen zijn vader en zijn broer door de Duitse bezetter opgeëist werden om te werken in Duitsland en onderdoken. Enige tijd later werden ze opgepakt en gedeporteerd. Het was al een heel eind in 45 toen vader en broer terug thuiskwamen. In die twee jaren hebben Robert en zijn moeder het niet makkelijk gehad. Ze hadden alle moeite van de wereld om de eindjes aan elkaar te knopen. Ik heb dikwijls honger gehad, bekent hij zoveel jaar later. Ik ben nog patatten gaan pikken bij de buren, ik heb nog paardenstront geraapt om die dan te gaan verkopen. Het was een zware tijd maar ondanks alles heb ik toen geleerd op mijn tanden te bijten, voegt hij er aan toe. |
School |
Een jeugddroom |
De eerste indrukken |
Iedere maand kreeg de boy een loon van ongeveer 900 Belgische frank en daarnaast kreeg het gezin ook de poyo (maniok, zout, olie...). Robert verdiende er ongeveer 110 000 Belgische frank per jaar. Dat was een mooi loon want het leven in Kongo was veel goedkoper dan in België. Zonder problemen kon je de helft van wat je verdiende sparen, vertelt hij. Je tekende telkens een contract voor drie jaar en dan kreeg je zes maanden verlof. Een tijd die de meesten gebruikten om even terug te keren naar het vaderland. Wel moest je gedurende die zes maanden het loon van je boy maison verder betalen want je was verantwoordelijk voor hem en zijn gezin. |
Het werk |
Werk & ontspanning | ||
De meeste Belgen staarden zich blind op die zes maanden vakantie die de kolonialen hadden. Dat was een groot misverstand, verduidelijkt Robert. In Kongo hadden we eigenlijk nooit vakantie. We werkten van maandag tot zaterdagmiddag en klopten weken van 48 uur. Buiten enkele dagen met kerst en Nieuwjaar waren er geen vrije dagen, zo simpel was dat. Om het alledaagse wat te doorbreken, werd iedere gelegenheid te baat genomen om samen te vieren: verjaardagen, geboortes, een terugkeer uit verlof, Kerstmis en Nieuwjaar. Een speciale gebeurtenis was altijd het doopritueel voor kersverse kolonialen. Leuk voor de anciens, iets minder voor de neofiet.
In Kongo waren er geen kranten, geen radio, geen tv. Amusement moest men zelf zoeken in onze kolonie. Na een jaar heeft Monique ‘De Cirkel’ opengehouden. Dat was een ontmoetingsplaats die gedurende de week vier dagen open was. |
Het accent lag vooral op ontmoeting & ontspanning: kaarten, tennissen, biljarten, zwemmen en af en toe voetbal. Soms moest Robert een film draaien. Films uit de jaren stillekes maar toch lokten die toch veel volk. In De Cirkel had Monique twee boys om haar te helpen: Pierre en Bruno. Deze laatste hield er een lucratief handeltje op na. Alle restjes van bier, Martini, cognac, whisky, gin goot hij in een emmer en dat mengsel verkocht hij dan aan vrienden tegen 5 frank per liter. Op een avond werd er een film getoond en tijdens de vertoning werd er geen drank verkocht. Midden in de film viel Bruno van zijn barkruk, stomdronken van zijn eigen brouwsel. |
Missionarissen |
Jacht Een bijzondere ervaring voor Robert was de jacht. Drie à vier keer per jaar lukte het om er enkele dagen op uit te trekken naar de brousse. De jacht op groot wild kon op zo’n 200-300 kilometer van Albertville. Alleen de reis al was een avontuur. Iedere keer zochten ze overnachtingsmogelijkheden in één of ander dorp. Belangrijk was, vertelt Robert, dat je respect toonde voor het stamhoofd en gastvrijheid vroeg. Je moest ook in Kongo je wereld kennen. Meestal was dat geen probleem en kreeg het stamhoofd geschenken: olie, tabak en zout én niet te vergeten medicamenten. Aspirine (dawa in ’t Swahili) bijvoorbeeld was een erg gegeerd cadeau. Naast logies kregen ze telkens ook een of twee spoorzoekers (pisteurs) mee. Na de jacht kregen de mensen van het dorp het meeste vlees. De jagers hielden meestal de billen, de voorschouder en de rugfilets.
|
De zwarten |
Over Kongo is al heel wat inkt gevloeid. De mistoestanden die er heersten ten tijde van Kongo-Vrijstaat, behoorden al lang tot het verleden toen ik in 1958 er arriveerde. In ons bedrijf werd er op dezelfde manier gewerkt als in België en meningsverschillen had je overal. Wij moesten ons als blanke correct gedragen tegenover onze zwarte collega’s en als er iemand zich niet hield aan deze afspraak kon de Kongolees klacht indienen. De eerste keer kreeg de blanke een boete van 500fr., de tweede keer moest hij 1500 fr. betalen en als dit zich dan nog herhaalde dan kreeg je meestal een retourticket naar België. |
Wat hem ook bijzonder is opgevallen is de zeer hoge pijngrens. Hij herinnert zich goed toen een man een beet kreeg van een schorpioen. Hij liep onmiddellijk naar het vuur en met een gloeiend hete stok brandde hij de beet eruit. De zwarten waren ook erg taai bij zwaar werk en wat ook erg opviel, was dat ze bijzonder leergierig waren. Ook bewondert Robert hun gevoel en hun handigheid om primitieve kunst te maken. In zijn woonkamer herinneren een paar kunstwerken hem aan zijn tijd in Kongo. Eén van de mooiste souvenirs was deze uitspraak van een zwarte man die hem zei: Bwana Robert, vous avez une montre mais nous, nous avons le temps. Toch houdt hij heel mooie herinneringen over aan de meeste zwarten waarmee hij samenwerkte. Zijn eigen ploeg had veel respect voor hem en dito vertrouwen maar van 100 percent samenleven was er toch geen sprake. Er was steeds een scheiding hoewel sommige Kongolezen wel in betere huizen woonden, zelfs een auto hadden en probeerden te leven zoals de blanken, wat men de evolués noemde. |
Dependa | ||
|
Voor de veiligheid werden alle vrouwen en kinderen met boten over het Tanganikameer naar Tanzania gebracht. Ook Monique ging op de vlucht. Ze belandde na enkele dagen in Dar es Salaam in het oosten van Tanzania. Via een tussenstop in Khartoem (Soedan) bereikte ze uiteindelijk Brussel. |
In 1961zijn de drie jaar voorbij en keert Robert terug naar België. Zijn Kongojaren waren ongetwijfeld de mooiste uit zijn leven. Hij mijmert over dat prachtig land, een land met een grote toekomst, met enorme bodemrijkdommen, met onvoorstelbare vooruitzichten op het vlak van toerisme. Hij betreurt dat de kolonialen heel de tijd de erfenis van Leopold II met zich meedroegen. Wat er ten tijde van Kongo-Vrijstaat gebeurd is, was verschrikkelijk. Die schandvlek is gebleven alhoewel er sinds 1908 enorm veel inspanningen gedaan zijn om van Kongo een voorspoedig land te maken, vertelt Robert. Kongo was een land zonder oorlog, een land van vrede waar de zon altijd schijnt, met een onbezorgde en vrolijke bevolking. Er kwamen steeds meer inplantingen van bedrijven, steeds meer en betere wegen, er was luchtvaart, spoorwegen, er was gratis onderwijs, ziekenhuizen, steeds meer ziekenzorg… Ik heb het altijd erg spijtig gevonden dat men niet veel vroeger werk heeft gemaakt van het opleiden van een bekwame elite, universitairen die instaat waren om het land te leiden na de onafhankelijkheid. |
Zele | ||||
Terug in België gaat hij weer aan de slag bij UCO. Enkele jaren staat hij in voor de montages van machines in verschillende bedrijven en daarna vraagt men hem om de technische dienst op zicht te nemen van de UCO-afdeling in Zele en omdat hij dicht bij het bedrijf moet wonen, vestigen hij en zijn vrouwtje zich in Zele. In 1968 wordt hij terug gevraagd om naar Kongo te gaan. Voor één jaar trekt hij terug naar onze voormalige kolonie voor de montage en het inbedrijfstellen van een totaal nieuwe spinnerij, de meest moderne in Afrika. Bij zijn terugkeer in 1969 krijgt hij de vraag om de technische dienst van één van de grootste UCO-bedrijven op zich te nemen. De job zag Robert wel zitten, alleen de verplichte verhuis naar Gent niet. Hij wordt uitgenodigd voor een gesprek bij de directie van de firma Van der Eecken, een bedrijf dat in die jaren in volle expansie was. Twintig jaar lang stond hij daar in voor de montage en onderhoud van de machines. Hij kijkt met veel genoegen terug op de laatste twintig jaren van zijn loopbaan: een aangename werksfeer en een goede verhouding met alle collega’s. Op de firma Van der Eecken was hij fier. in haar branche was dit erg vooruitstrevend bedrijf één van de grootste in Europa. ‘De Mercedes van de tapijtgarens’ zei ooit een Duitser tegen Robert. |
Pensioen | ||
Robert is nu dik twintig jaar met pensioen. Alle dagen fietst Robert dertig-veertig kilometer en doet hij een stevige wandeling met of zonder hond. Een bezige bij is hij gebleven. In zijn tuinhuis-atelier toont hij mij zijn domein. Alles staat er netjes geordend zoals het een echte stielman betaamt. De paswerker-mecanieker heeft er alles war hij nodig heeft om te lassen, te draaien, te frezen… Ik doe enkel nog iets om anderen, familie, vrienden of kennissen te helpen. En dat doe ik graag, gratis belangeloos en voor niks, zegt hij. Helpen is een werkwoord dat hij veel vervoegt. Alle buren van de Huis ten Halvestraat kennen hem en weten dat ze nooit tevergeefs bij hem aankloppen. Hij doet boodschappen voor hen, gaat met de hond van de buren wandelen, kortom hij is er als ze hem nodig hebben. |
Met tevredenheid blikt Robert terug op zijn leven. Ik heb met mijn diploma van de vakschool heel veel bereikt en dat kon ik enkel omdat ik me altijd 100 % heb ingezet. Mijn werklust was mijn sterkste wapen. Ik was heel leergierig én ik deed het graag, ik deed mijn job met hart en ziel, besluit hij. In de nabije toekomst gaan Robert en Monique ons Zele verlaten. Ze gaan verhuizen naar Wetteren, de roots van Monique. Ze wil dichter bij haar familie wonen. Robert begrijpt dat maar het zal hem niet zo makkelijk vallen afscheid te nemen van Zele. Hij woont hier graag, hij is hier thuis… Bedankt voor den babbel, Robert. Het ga je goed ! mark 09.07.2010 |
Dit interview kan je ook afdrukken.
pdf - Een oud-koloniaal - Robert De Vetter
Krijg je graag een e-mail als de volgende 'Mensen van bij ons' verschijnt?
Ga naar 'Contact', vul je naam en e-mailadres in en gewoon klikken op 'Verzenden'.
Reacties en suggesties zijn altijd welkom !